11 juni | Applecross – Fortrose
Ooit moest hij aanbreken – de laatste dag van de NC500, ‘het rondje Highlands’. Gelukkig hebben we nog twee rijdagen erna achter de hand. Maar toch, het zal een dag met mixed feelings worden.
Bij de start van deze laatste dag zullen die gevoelens maar op één manier te omschrijven zijn: gevoelens van opwinding. Want al vrij snel na het ontbijt staat ons die fantastische, maar volgens sommigen ook beruchte, Bealach Na Ba te wachten. Oftewel, ‘The Pass of the Cattle’, de bergpas die ooit gebruikt werd om het vee van west naar oost en vice versa te verplaatsen.
Wat maakt deze weg dan zo spectaculair? De hoogte die overbrugd wordt vanaf zeeniveau bij Applecross is ruim 620 meter; dat op zich is niet uniek. Echter, combineer de haarspeldbochten – sommigen zonder vangrail -, de smalle weg en hellingspercentages tot 20% en je krijgt er een gevoel bij. Voeg daarbij een super spectaculair landschap en prachtige vergezichten tot en met the Isle of Skye en daar heb je het: de mooiste weg van Schotland – misschien wel van de UK en als je erg UK-minded bent misschien wel van Europa.
De weg werd in 1822 aangelegd en voor de aanleg werden technieken gebruikt die eerder waren toegepast bij aanleg van wegen in de Alpen. Veel haarspelbochten dus. En hoeveel wegen worden er nu helemaal bezongen? ‘The road to Applecross’ dus, en wel door Ginger Wildheart. Laten we het erop houden dat het nummer minstens net zo ruig is als het landschap …
We maken in ieder geval een stop bij de Bealach Na Ba viewpoint, maar waar mogelijk zullen we ongetwijfeld nog een aantal stops maken, om de beelden maximaal te absorberen.
Om alles in te laten dalen maken we na deze bergpas een koffiestop bij The Waterside Café in Lochcarron. Het etablissement doet zijn naam eer en met zijn ligging aan … Loch Carron. Hier is ook een tankstation aanwezig voor hen die nodig moeten.
Hierna volgt een rit van een kleine 70 km; met het verder naar het oosten rijden wordt de scenery minder spectaculair. Maar wees gerust, het blijft genieten. Zo rijden we langs de oever van Loch Dughaill, een landschap dat zo uit een Bob Ross schilderij weggelopen kan zijn.
Ter hoogte van Achnasheen komen de A832 en de A890 (onze weg) samen en dat zorgt ervoor dat we iets zien wat we al enige tijd hebben moeten missen: een rotonde! Het vervolg van de weg in oostelijke richting wordt dan ook een tweebaansweg. Maar ook hier geen reden voor paniek. We blijven genieten van de mooie omgeving die een beetje Eifel-achtig aandoet.
Als we nog niet ‘waterval-moe’ zijn maken we een stop bij de Rogie Falls. Vanaf de parkeerplaats zijn ze na een korte boswandeling van dichtbij te bezichtigen. Staande op de hangbrug krijg je het gevoel er middenin te staan.
De magen zullen rond deze tijd wel aardig aan het knorren zijn, dus op naar een lunchlocatie. Lunchen doen we in Strathpeffer, een plaatsje dat vermaard is vanwege de waterbronnen en spa-mogelijkheden. De sfeer van de 19e eeuw hangt er nog, maar de gebouwen doen niet heel Schots aan. Omdat de bron geneeskrachtig zou zijn ontstond een kuuroord. De bouwstijl werd afgestemd op de Europese spa-steden. We rijden het plaatsje door en komen uit bij het museum-café van het Old Victorian Railway Station. Een mooi gebouw met de mogelijkheid om een bezoekje aan een klein museum te brengen. Vlakbij staat een Pictish stone, een van de oudere want deze stamt waarschijnlijk uit 400-500 na Christus.
Dan beginnen we aan de laatste 60 km van de NC500. We eindigen vandaag niet in Inverness, zoals eigenlijk zou ‘moeten’, maar in het hotel The Anderson in Fortrose op the Black Isle. Voordat we in het hotel aankomen doen we nog een toertje over the Black Isle – want: gewoon mooi – naar Cromarty en Chanonry Point. Bij deze laatste stop hebben we goede kans om enkele dolfijnen hun vreugdesprongen te zien maken. We sluiten af met een pubmeal en een bar-avond, om alvast de eerste herinneringen aan een prachtig avontuur uit te wisselen.